Tis zo triviaal, lijkt het: gebruik je 'wat' of 'dat'? Echt belangrijk is het verschil misschien ook niet. Maar als je graag wil weten hoe het zit én je wil deze verwijswoorden graag zelf eindelijk goed gebruiken, lees dan vooral verder.
Hier dan het snelle antwoord: de basisregel is dat je 'dat' gebruikt na het-woorden en na een superlatief. Bij zinnen waarin je naar iets onbepaalds of niet eerder genoemd verwijst, gebruik je vaak 'wat'.
Toch zijn er situaties waarin het lastiger is om de juiste vorm te kiezen, omdat het Nederlands, zoals zo vaak, zijn uitzonderingen kent (zucht...).
Belangrijkste punten van deze post:
In het Nederlands zijn 'wat' en 'dat' belangrijke betrekkelijke voornaamwoorden - want zo heten ze - die verwijzen naar iets wat eerder in de zin genoemd is. Ze geven extra informatie over het zelfstandig naamwoord.
Goed, first things first. Wat is dat ook alweer, een betrekkelijk voornaamwoord? Hier een definitie:
Een betrekkelijk voornaamwoord is een voornaamwoord dat een betrekkelijke bijzin inleidt en verwijst naar een woord of zinsdeel in de hoofdzin. Het verbindt de hoofdzin met de bijzin. Voorbeelden van betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wat, welke en wie.
Die woorden 'hebben betrekking op' iets. Een zelfstandig naamwoord dus.
Dus koppel je betrekkelijke voornaamwoorden zoals 'wat' en 'dat' aan een zinsdeel dat extra informatie geeft over een zelfstandig naamwoord.
Ze verwijzen terug naar een eerder genoemd element in de zin. Daardoor zijn deze simpele woorden essentieel om zinnen te vormen die meer detail geven over het onderwerp.
Nou ja, genoeg grotdroge theorie. Nu de regels, zodat je weet hoe je die woorden eindelijk eens goed gebruikt in een zin.
En die regels zijn duidelijk, volgens mij:
Bij het schrijven is het belangrijk dat je correct verwijst naar eerdere delen van de tekst. Dit doe je met voornaamwoorden. Die moeten kloppen met het woord waarnaar je verwijst.
Dit zijn dan de technieken die je moet kennen:
Als je verwijst naar zelfstandige naamwoorden, gebruik je meestal het voornaamwoord 'dat'. Bijvoorbeeld: Het huis dat je bewoont. Maar: als je verwijst naar iets onbepaalds of abstracts, dan kun je 'wat' gebruiken.
De regel hier is best wel simpel: als je direct naar een concreet woord verwijst, gebruik je 'dat'. Is het niet concreet, of vaag zelfs, gebruik je 'wat'.
Wanneer je verwijst naar een hele zin, gebruik je 'wat'. Dit voornaamwoord komt vaak na woorden als 'alles', 'niets' of 'iets'. Dus als je zegt: Ik heb alles gegeven wat ik had, dan refereer je aan de hele handeling of situatie die voorafging.
Het antecedent is het woord waarnaar je met een voornaamwoord verwijst. Het is jouw taak om te herkennen welk woord dit is in je zinnen.
Nog wat terminologie, maar het moet even: een voornaamwoord moet overeenkomen met zijn antecedent in getal (enkelvoud of meervoud) en geslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig).
Je moet dus goed opletten welk voornaamwoord je kiest. Bijvoorbeeld: De bloemen die in de tuin staan, zijn het soort planten dat ik mooi vind. 'Dat' verwijst hier naar 'soort', het antecedent.
Bij het gebruik van 'wat' en 'dat' in het Nederland moet je op de hoogte zijn van een paar uitzonderingen en bijzonderheden. Want jij wil weten hoe je wat en dat altijd correct gebruikt, toch?
Je gebruikt 'wat' na onbepaalde woordvormen zoals 'iets', 'niets', 'alles', en 'datgene'. Bijvoorbeeld, 'Er is iets wat je moet weten'. Hetzelfde geldt voor overtreffende trappen, zoals in 'Dat is het mooiste wat er is'.
Als een bijvoeglijk woord zelfstandig wordt gebruikt, kies je ook voor 'wat'. Dit zie je terug in zinnen als 'Het beste wat je kunt doen is op tijd komen', waar 'beste' zelfstandig wordt gebruikt.
Bijvoeglijk gebruikte woorden krijgen 'wat' wanneer ze een zelfstandigheid aanduiden.
Je gebruikt 'dat' als je verwijst naar een specifiek iets of iemand: 'Het boek dat op tafel ligt'. 'Wat' gebruik je na onbepaalde voornaamwoorden zoals 'iets', 'niets', 'alles': 'Er is niets wat mij nog verbaast'.
Als betrekkelijk voornaamwoord gebruik je 'dat' na het-woorden, en 'wat' na voornaamwoorden zoals 'iets', 'niets' en 'alles', of na een hele zin.
'Wat' kan ook verwijzen naar een hele zin of uitspraak: 'Ze zei dat ze zou komen, wat erg verrassend was'. In deze zin wordt 'wat' gebruikt om terug te grijpen op de hele voorgaande zin.
Een ezelsbruggetje is dat 'dat' altijd volgt op een de-woord of het-woord zoals 'de tafel' of 'het boek'. 'Wat' gebruik je na iets onbepaalds of een hele zin. 'Iets wat nieuw voor je is' versus 'Het boek dat je leest'.
Je kiest voor 'wat' in uitdrukkingen als 'het beste wat', 'iets wat' en wanneer je verwijst naar een voorafgaande bijzin of zin: 'Hij zong een lied, wat iedereen mooi vond'.